Federaal Regeerakkoord in België – Wat zijn de belangrijkste fiscale wijzigingen?

Lida ACHTARI, Counsel, Tax LawEen nieuw federaal regeerakkoord is recent bereikt. Op dit moment betreft het enkel een intentieverklaring en is het afwachten hoe deze maatregelen zullen worden omgezet in wetgeving.

Lida ACHTARI, Counsel, Fiscaal recht

Hieronder vindt u in 10 punten de belangrijkste maatregelen inzake directe belastingen en vermogensfiscaliteit.

  1. Belasting op meerwaarden voor particulieren 

De regering wil meerwaarden op financiële activa en cryptoactiva belasten aan een tarief van 10%, met vrijstelling voor historische meerwaarden die vóór de inwerkingtreding van de maatregel zijn opgebouwd.

Verliezen op deze categorie van activa zouden enkel in het jaar zelf aftrekbaar zijn, zonder overdracht naar volgende jaren.

De eerste schijf van €10.000 aan meerwaarden zou worden vrijgesteld.

Voor “belangrijke” participaties, d.w.z. participaties van minstens 20%, worden specifieke maatregelen voorzien. De eerste schijf tot €1 miljoen zou worden vrijgesteld, waarna een progressief tarief wordt toegepast per schijf tot €10 miljoen. Boven dit bedrag geldt het volledige tarief van 10%.

Binnen de politieke partijen bestaan er interpretatieverschillen over dit akkoord, en we moeten afwachten hoe dit in wetgeving wordt omgezet.

  1. Personenbelasting, auteursrechten en beperking van fiscale voordelen

De belastingvrije som zou worden verhoogd. Het huwelijksquotiënt zou geleidelijk met 50% worden afgebouwd.

De belastingdruk voor personen die na een volledige loopbaan van 45 jaar of na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd willen blijven werken, zou worden verlaagd.

De fiscale regeling voor auteursrechten zou opnieuw worden uitgebreid naar de IT-sector, inclusief de overdracht of licenties van computerprogramma’s.

Enkele bestaande aftrekken en belastingverminderingen zouden worden beperkt. Enkele voorbeelden:

  • De federale intrestaftrek voor woningen die niet als hoofdverblijfplaats dienen, zou worden afgeschaft. Het is nog onduidelijk of deze maatregel ook geldt voor eerdere aankopen.
  • De aftrekbaarheid van onderhoudsgelden zou geleidelijk dalen van 80% naar 50%. Betalingen naar landen buiten de Europese Economische Ruimte zouden niet langer aftrekbaar zijn.
  • De belastingvermindering voor giften (minimaal €40 aan erkende organisaties) zou worden verlaagd van 45% naar 30%.
  1. Fiscale regeling voor expats

De expatregeling zou gunstiger worden door de belastingvrije som te verhogen van 30% naar 35%, de €90.000-plafond af te schaffen en de minimumsalarisvoorwaarde te verlagen van €75.000 naar €70.000 per jaar.

  1. Roerende voorheffing bij emigratie van vennootschappen

De regering wil de exit tax verstrengen voor Belgische vennootschappen die naar het buitenland verhuizen zonder vaste inrichting in België.

Deze emigratie, die wordt beschouwd als een fictieve liquidatie van de vennootschap, zou voortaan, naast de exit tax ten laste van de vennootschap, ook leiden tot een fictieve uitkering van de liquidatiebonus, waardoor roerende voorheffing verschuldigd zou zijn door de aandeelhouders. Indien deze maatregel wordt bevestigd, zou dit een zeer zware impact kunnen hebben op zowel Belgische particuliere aandeelhouders als Belgische vennootschappen die niet voldoen aan de voorwaarden om te genieten van het DBI-regime.

  1. Liquidatiereserve

Liquidatiereserves die worden uitgekeerd na een wachttijd van 3 jaar zouden worden belast aan een tarief van 6,5% (bovenop de 10% bijdrage die reeds werd betaald bij de vorming van de reserve), in plaats van de huidige wachttijd van 5 jaar en het tarief van 5%. Deze maatregel blijft interessant in gevallen waarin het VVPR-bis regime, dat ongewijzigd zou blijven, niet kan worden toegepast.

  1. Vennootschapsbelasting: dividenden en meerwaarden & niet-aftrekbaarheid van fiscale activa bij belastingverhogingen van 10%

Het DBI-regime zou evolueren naar een vrijstellingsregeling (en niet langer een aftrekregeling). Wat de voorwaarden betreft, zou er een onderscheid worden gemaakt tussen kmo’s en grote ondernemingen.

Voor kmo’s zouden de voorwaarden ongewijzigd blijven: er moet een minimale participatie van 10% in een andere vennootschap zijn of een participatie met een investeringswaarde van 2,5 miljoen euro (participatievoorwaarde), deze participatie moet in volle eigendom worden aangehouden gedurende minstens één jaar (duurvoorwaarde) en de vennootschap die het dividend uitkeert, moet onderworpen zijn aan een normaal belastingregime (belastingvoorwaarde).

Voor grote ondernemingen zou de participatievoorwaarde echter worden aangescherpt: als de drempel van 10% niet wordt bereikt, moet de participatie een investeringswaarde hebben van 4 miljoen euro en worden geboekt als een financiële vaste activa, wat de facto participaties die louter dienen als kasbeleggingen zou uitsluiten.

Deze nieuwe voorwaarden zouden van toepassing zijn op zowel dividenden als meerwaarden.

Daarnaast kondigt de regering aan de huidige verbodsbepaling op een reeks fiscale aftrekken in de vennootschapsbelasting te willen versoepelen in geval van belastingverhogingen van minstens 10%. Een dergelijke versoepeling zou welkom zijn, gelet op het problematische karakter van de maatregel die momenteel van kracht is.

  1. Minimale bezoldiging bedrijfsleiders

De minimale bezoldiging voor bedrijfsleiders om in aanmerking te komen voor het verlaagde vennootschapstarief (20%) zou stijgen van €45.000 naar €50.000, en jaarlijks worden geïndexeerd. De voordelen van alle aard (VAA) voor een bedrijfsleider zouden worden geplafonneerd op 20% van het jaarlijkse brutoloon.

  1. Investeringsfondsen – DBI-beveks, carried interest en private privak’s

De investeringen in DBI-beveks zouden bij uitstap onderworpen worden aan een belasting van 5% op de meerwaarde.

Daarnaast zou, verrassend genoeg, de roerende voorheffing enkel verrekenbaar zijn met de vennootschapsbelasting voor zover de ontvangende vennootschap in hetzelfde jaar de minimale bezoldiging (in principe 50.000 euro, te indexeren) toekent aan haar bedrijfsleider.

Voor beheerders van investeringsfondsen (DBI-beveks of andere fondsen) zou een specifiek fiscaal regime worden ingevoerd voor carried interest, met een maximaal belastingtarief van 30% voor inkomsten uit roerende goederen.

Het regelgevend kader voor private privak’s zou worden versoepeld en bepaalde regels zouden worden afgeschaft (de beperkte duur, het aantal aandeelhouders, de indieningstermijn en de toegestane investeringen). Echter, de belastingvermindering voor de minwaarden verbonden aan de volledige uitkering van het maatschappelijk kapitaal van een private privak zou worden afgeschaft.

  1. Centraal Aanspreekpunt (CAP) & permanente fiscale regularisatie

Rekeningen voor cryptomunten zouden moeten worden aangegeven bij het Centraal Aanspreekpunt (CAP) van de Nationale Bank van België en gegevens zouden er automatisch aan worden toegevoegd (bijvoorbeeld gegevens uit de uitwisseling van informatie tussen staten). Daarnaast zou de toegang tot dit CAP worden versoepeld voor de belastingadministratie.

Daarnaast zou er een permanente fiscale regularisatieprocedure worden ingevoerd met een verhoging van de tarieven, behalve voor belastingplichtigen die hun goede trouw kunnen aantonen.

  1. Taks op beursverrichtingen (TOB) en taks op effectenrekeningen

De TOB en de taks op effectenrekeningen worden niet verhoogd, ondanks eerdere voorstellen.

* * *

We blijven de verdere uitwerking van deze maatregelen in wetgeving opvolgen en staan klaar om u hierin te begeleiden.